Broeders en zusters, nakomelingen van Abraham en alle anderen die God vereren, ons werd het nieuws over deze redding bekendgemaakt. De inwoners van Jeruzalem en hun leiders hebben niet alleen Jezus miskend, maar ook de uitspraken van de profeten die elke sabbat worden voorgelezen. Door Jezus te veroordelen hebben ze deze uitspraken in vervulling doen gaan. Ofschoon ze geen enkele grond voor een doodvonnis konden vinden, drongen ze er bij Pilatus op aan Hem terecht te stellen. Toen ze alles ten uitvoer hadden gebracht wat er over Hem geschreven staat, haalden ze Hem van het kruishout en legden Hem in een graf. Maar God heeft Hem opgewekt uit de dood; gedurende ettelijke dagen is Hij verschenen aan degenen die met Hem van Galilea naar Jeruzalem waren getrokken en die nu onder het volk van Hem getuigen. Wij verkondigen u het goede nieuws dat God Zijn belofte aan onze voorouders in vervulling heeft doen gaan ten behoeve van hun kinderen – ten behoeve van ons – doordat Hij Jezus tot leven heeft gewekt. Daarover staat in de tweede psalm geschreven:
“Jij bent Mijn Zoon, Ik heb je vandaag verwekt.”
Dat Hij Jezus uit de dood heeft doen opstaan en Hem niet weer aan de ontbinding zal prijsgeven, heeft Hij aangekondigd met deze woorden:
“Ik zal jullie schenken wat Ik David plechtig beloofd heb.” In verband hiermee wordt in een andere psalm gezegd:
“Het lichaam van Uw trouwe dienaar zal niet tot ontbinding overgaan.” Wat David betreft, hij is, nadat hij de mensen uit zijn eigen tijd had gediend, overeenkomstig Gods wil gestorven en met zijn voorouders verenigd; hij is tot ontbinding overgegaan, maar Hij die door God tot leven is gewekt, is niet tot ontbinding overgegaan. U moet dus weten, broeders en zusters, dat het dankzij Hem is dat aan u de vergeving van de zonden verkondigd wordt; iedereen die op grond van de wet van Mozes geen vrijspraak kon krijgen, wordt door Hem geheel vrijgesproken, mits hij gelooft. Zorg daarom dat op u niet van toepassing wordt wat door de profeten is gezegd:
“Kijk, spotters, sta verbaasd en ga te gronde, want Ik zal in jullie tijd een daad stellen, iets dat je niet zult geloven als het je wordt verteld.”’